- verre
- verre [ver]〈m.〉1 glas2 〈meervoud〉bril ⇒ contactlenzen♦voorbeelden:1 verre à bière • bierglasun verre de bière • een glas bierverre à dents • wastafelglasverre à moutarde • (glazen) mosterdpotverre opale • melkglasverre au plomb • loodglasverre de silice • kwartsglasverre à vitres • vensterglasverre blanc • gewoon glasverre dépoli, opaque • matglas(châssis à) verre dormant • vast vensterverre organique • plexiglasverre perdu • wegwerpglas(werk)un petit verre • een glaasje, een borreltjesouple comme un verre de lampe • zo stijf als een plank〈informeel〉 avoir un verre dans le nez • een glaasje op hebben〈spreekwoord〉 qui casse les verres les paie • wie zijn billen brandt, moet op de blaren zittenchoquer les verres • klinken〈handel〉 consigner les verres • statiegeld laten betalen voor de flessenlever son verre • een toast uitbrengen〈figuurlijk〉 se noyer dans un verre d'eau • buitengewoon onhandig zijn〈in een café enz.〉 payer, offrir un verre à qn. • iemand iets te drinken aanbiedenprendre un verre • iets drinkende verre • glazen, glas-2 verres de contact • contactlenzenverres cornéens • contactlenzenverres fumés • donkere brilverres grossissants • sterke bril1. mglas2. verresm pl1) bril2) contactlenzen
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.